4 Het Nederlandse voorontwerp en de kritieken
navigator

4.5 Het wetsvoorstel bezien vanuit economisch perspectief

In december 1993 werd door de betrokken ministeries aan bureau KPMG gevraagd onderzoek te doen naar de economische effecten van het wetsvoorstel. Volgens de interpretatie van KPMG is "het hoofddoel van het onderzoek (..) het kwantificeren van de economische effecten van het voorontwerp van wet inzake de regeling cryptografie, opdat het resultaat kan bijdragen bij de oordeels- en besluitvorming over de regeling in de ministerraad en het parlement".

Het rapport van KPMG verscheen op 7 april 1994 onder de titel: Rapport aan de Ministers van Economische zaken, Binnenlandse Zaken, Justitie en Verkeer en Waterstaat inzake de uitkomsten van het Bedrijfseffectenonderzoek Cryptografie.29

Het doel van het onderzoek wordt in dit rapport nader uitgewerkt aan de hand van de volgende drie hoofdvragen:
1) Welke bedrijven worden nu en in de toekomst door de regeling geraakt?
2) Welke consequenties zijn nu en in de toekomst voor het betrokken bedrijfsleven verbonden aan het voldoen aan de regeling?
3) Welke gewenste of ongewenste gevolgen heeft de regeling nu en in de toekomst rechtstreeks of indirect voor de sociaal-economische ontwikkeling (in internationaal perspectief)?

De gegevens die gebruikt worden om de onderzoeksconclusies te onderbouwen zijn afkomstig uit enquêtes, gehouden onder een beperkt aantal Nederlandse bedrijven en enkele leveranciers van cryptografische hard- en software.

ad 1) Uit de enquêtes volgt dat 30% van het bedrijfsleven nu gebruik maakt van cryptografie of verwacht dat binnen 10 jaar te zullen doen. De onderzoekers maken hierbij de kanttekening dat deze lage uitkomst waarschijnlijk te wijten is aan een beperkt inzicht van de geënquêteerde bedrijven in het gebruik van cryptografie. De verwachting is dat het aantal bedrijven dat binnen 10 jaar cryptografie zal gebruiken veel hoger zal uitvallen. De huidige gebruikers zijn vooral te vinden in de dienstverlenende sector.

ad 2) Als consequenties van het moeten voldoen aan de regeling worden onder meer genoemd: Het verlies van arbeidsplaatsen, verlies van omzet en lastenverhogingen. Het instellen van een beheersorgaan wordt praktisch onmogelijk genoemd en het bedrijfsleven wenst niet voor de kosten daarvan op te draaien. Ruim een kwart van de geënquêteerden geeft aan burgerlijk ongehoorzaam te zullen zijn en toch verboden technieken te zullen toepassen.

ad 3) Ruim 40% van de geënquêteerden is de mening toegedaan dat de concurrentieverhoudingen zullen verslechteren. Dat geldt zeker als de wetgeving alleen in Nederland van kracht wordt, maar zelfs indien dergelijke wetgeving wereldwijd van kracht wordt, zal het een nadelig effect hebben. Door het verplicht stellen van een beperkt aantal algoritmes wordt het ook criminele organisaties immers makkelijker gemaakt om versleutelde informatie te "kraken".

Het voorontwerp stuit niet alleen op ernstige praktische en economische bezwaren bij het bedrijfsleven, maar ook op psychologische bezwaren. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de opmerking dat documenten waarbij de overheid inzage kan eisen (in het kader van huidige wetgeving) al beschikbaar zijn voor kennisname door de overheid. Organisaties willen zelf kunnen bepalen wie kennis kan nemen van gevoelige informatie en zij hebben daarin ook hun eigen verantwoor delijkheid. Een verantwoordelijkheid, die mede wordt afgedwongen door de overheid in bijvoorbeeld de WPR-wetgeving.

In dit rapport wordt geconcludeerd met: "Het lijkt derhalve zinvol de gehele problematiek opnieuw te bezien, bij voorkeur in internationaal verband".



inhoud noten literatuur email auteur verder