3 Internationale aspecten
navigator

3.5 De speelruimte van Nederland

Hoewel Nederland een soevereine staat is en in principe elke wet kan aannemen die door de volksvertegenwoordiging gesteund wordt, kan Nederland er niet omheen dat het, ook op juridisch gebied, deel uitmaakt van een steeds verder integrerend Europa.

Wanneer het gaat om wetgeving die een grensoverschrijdend karakter heeft, kan het onverstandig zijn om een eigen koers te varen. De ruimte die Nederland heeft voor het uitvoeren van een eigen beleid op het gebied van cryptografie is klein. Allereerst omdat het krediet van Nederland op juridisch gebied, Europees gezien, beperkt lijkt te zijn. De milde houding van de Nederlandse regering ten opzichte van softdrug-gebruikers en -handelaars, het zogenaamde gedoogbeleid, roept internationaal spanningen op. In Europa neemt Nederland een uitzonderingspositie in voor wat betreft haar visie op deze problematiek. Softdrug-gebruik en handel in softdrugs uit de strafrechtelijke sfeer halen, lijkt in Europees verband nauwelijks haalbaar. De Minister van Justitie heeft onder Europese druk haar plannen dienaangaande dan ook moeten bijstellen.

Tevens wordt Nederland beperkt in haar mogelijkheden, omdat er sinds 1991 een richtlijn van de Europese Raad is, die streeft naar onderlinge aanpassing van wetgeving van de lidstaten betreffende eindapparatuur voor telecommunicatie. Deze richtlijn verbiedt in beginsel aanvullende technische normen aan randapparatuur die verder gaan dan de conforme Europese eisen. Het European Telecommunication Standardisation Institute (ETSI) bepaalt de standaarden waaraan moet worden voldaan.

Uit de Memorie van Toelichting is te lezen dat Nederland zich zorgen maakt over de huidige internationale standaarden die het aftappen geheel of nagenoeg onmogelijk maken. Als de Nederlandse inbreng er in slaagt in ETSI aanvaardbare normen tot stand te brengen, dan zou deze hele wet niet nodig zijn.

Nederland heeft klaarblijkelijk wel behoefte aan wetgeving op het gebied van cryptografie, maar zou er verstandig aan doen te wachten tot de Europese Raad met aanbevelingen komt die in de Nederlandse wetgeving verwerkt kunnen worden. Op Europees niveau heeft men de problemen rond cryptografie erkend en is men bezig standpunten te formuleren. In een recente Recommendation19 aan de lidstaten wordt de problematiek rondom cryptografie behandeld in het bredere verband van de juridische problematiek met betrekking tot informatie-technologie in zijn geheel. Met betrekking tot cryptografie wordt gesteld:

Measures should be considered to minimise the negative effects of the use of cryptography on the investigation of criminal offenses, without affecting its legitimate use more than is strictly necessary.

Deze aanbeveling gaat mijns inziens minder ver dan wat in het Nederlandse wetsvoorstel beoogd wordt. In dezelfde aanbeveling wordt - terecht- meer aandacht besteed aan internationale coöperatie:

The power to extend a search to other computer systems should be applicable when the system is located in a foreign jurisdiction, provided that immediate action is required. In order to avoid possible violations of state sovereignity or international law, an unambigious legal basis for such extended search and seizure should be established. (...)

Ik deel de mening dat goede internationale afspraken meer effect sorteren dan moeizaam te handhaven wetgeving die in de praktijk niet verder reikt dan de eigen landsgrenzen.



inhoud noten literatuur email auteur verder