In De Volkskrant van zaterdag 26 maart 1994 stonden twee artikelen van de journalist Francisco van Jole.1,2 Uit deze artikelen bleek dat hij in het bezit was gekomen van een Voorontwerp van Wet betreffende een aanvulling op de Wet op de Telecommunicatievoorzieningen. Deze wet zou aangevuld moeten worden "in het belang van de bestrijding van criminaliteit en de veiligheid van de staat". Het voorstel, dat door het kabinet nog tot wetsvoorstel moest worden verheven, was een reactie op het voorhanden zijn van sterke cryptografie, coderingstechnieken die praktisch als onkraakbaar kunnen worden beschouwd, waardoor het onmogelijk gemaakt kan worden dat de overheid en met name justitie, telefoonverkeer en gecomputeriseerd berichtenverkeer af kan luisteren. Cryptografie en de middelen om het toe te passen moeten daarom volgens het voorontwerp verboden worden. Middels dit verbod wil de overheid het gebruik van cryptografie door criminele en staatsgevaarlijke organisaties terugdringen. De wet zal alleen van toepassing zijn op geautomatiseerde en mechanische cryptografie, het traditionele geheimschrift zal er niet onder vallen. Cryptografie wordt voor gebruikers die een gerechtvaardigd belang hebben aan een vergunningenstelsel gebonden. De overheid treedt daarbij op als sleutelbewaarder. Na het uitlekken van het voorontwerp brak een golf van protest onder computergebruikers los. In drie dagen tijd verschenen op de Nederlandse tak van het Internet meer dan 300 oproepen om actie te ondernemen tegen het eventueel komende verbod op cryptografie. Tot ver buiten onze grenzen werd aandacht besteed aan de voorgenomen wetgeving. "Een verbod om te fluisteren", noemde iemand het wetsvoorstel om aan te geven hoe verstrekkend de gevolgen zouden kunnen zijn. Cryptografie is immers voor het elektronisch berichtenverkeer, wat de envelop is voor een brief. Deze vergelijking gaat in zoverre op, dat een brief onder omstandigheden en met toestemming van de rechter-commissaris door opsporingsambtenaren van justitie te openen en te lezen is. Een versleuteld bericht echter, is afhankelijk van de soort cryptografie die gebruikt wordt, op dit moment onleesbaar te maken voor justitie. Een andere vergelijking om het verbod en zijn verstrekkende gevolgen duidelijk te maken is de volgende: Stel, er wordt een deuren- en ramenslot ontwikkeld waardoor inbreken geheel onmogelijk gemaakt wordt. Een dergelijk slot op je huis maakt het voor een ieder onmogelijk zonder toestemming binnen te treden. De overheid wil nu het in bezit hebben of vervaardigen van een dergelijk slot verbieden, behalve in het geval de overheid een kopie van de sleutel krijgt. Het geplande verbod grijpt diep in de persoonlijke levenssfeer in. De stichting Surf, de landelijke organisatie voor academische computer- netwerken reageert bijvoorbeeld met: "SURF baseert zijn bezwaren op het grondbeginsel van de vrijheid van meningsuiting. Grondbeginselen beschrijven immers de afstand die de overheid moet houden van het privé-domein van de burger. De vrijheid van meningsuiting wordt volgens de constante jurisprudentie zo uitgelegd dat uitingen van burgers, dus ook uitingen die zij om redenen die alleen henzelf aangaan, willen beschermen tegen kennisname door derden, niet aan een voorafgaande vergunning van de overheid kunnen worden gebonden en met name niet vanwege de inhoud ervan." 3 Een deel van de onrust over het wetsvoorstel werd veroorzaakt door het feit, dat een wet die diep ingrijpt in de persoonlijke levenssfeer kennelijk tot stand kan komen zonder dat er een openbare discussie aan vooraf is gegaan. De betrokken ministeries (Justitie, Verkeer en Waterstaat, Defensie en Economische Zaken) hebben het voorstel in alle stilte voorbereid. Over de identificatieplicht is destijds jaren gedebatteerd, terwijl die maatregel minder vergaand is dan een verbod om gegevens en berichten te beveiligen. Na het ontstaan van de maatschappelijke onrust rondom het wetsvoorstel, is het door de ontwerpers ingetrokken, onder de belofte dat in 1995 met een nieuw voorstel gekomen zou worden. In mijn zoektocht naar informatie voor deze scriptie heb ik contact gehad met de voorlichtingsafdelingen van de betrokken ministeries. Steeds bleek nodig dat ik eerst uit moest leggen wat de term cryptografie eigenlijk betekende, voordat ik kon worden doorverbonden met de juiste persoon... die vervolgens geen idee had waar ik over sprak. Na veel heen en weer gebel heb ik uiteindelijk een gesprek gehad met de auteur van het wetsvoorstel, de heer Patijn. Eén van de eerste vragen die de heer Patijn aan mij stelde was, of ik wist, wie het voorstel had laten uitlekken en door wie het voorstel op het Internet gepubliceerd was. Het antwoord op deze vragen moest ik schuldig blijven, al heeft degene die het voorstel op Internet gepubliceerd heeft, dit niet anoniem gedaan. De ironie van het uitlekken van een wetsvoorstel over cryptografie zal hopelijk de makers niet ontgaan zijn. Indien de overheid routinematig gebruik zou maken van cryptografie om (nog) niet openbare stukken te beveiligen, was dit voorstel waarschijnlijk niet uitgelekt. |